Geschiedenis van de Pelmolen te Rijssen


In 1752 werd in Rijssen naast de rivier de Regge een olie- en pelmolen gebouwd. De Pelmolen groeide uit tot een van de drie industriemolens van Twente. Oliehoudende gewassen werden vanuit heel oostelijk Nederland naar de molen vervoerd. Daarnaast werd van gerst gort gepeld. Door de industriële revolutie en de nieuwe waterbeheersing van de Regge werd de molen in 1913 uit productie genomen.

Na jaren van stilstand groeide het besef van historisch waarde van deze unieke olie- en pelmolen. In 1975 werd de gerestaureerde molen geopend voor publiek. De huidige Stichting Pelmolen Ter Horst zorgt dat de molen in topconditie en draaiende wordt gehouden. Hieronder is de geschiedenis in kaart gebracht, aangevuld met oude documenten.

Jan ter Horst

Jan ter Horst was de man die de Pelmolen heeft gebouwd. Gedoopt te Rijssen op 17 maart 1700 en woonachtig binnen het wigbold van Rijssen. Hij was meerdere malen burgemeester van zijn woonplaats. Wellicht de ambtelijke molens moe, liet hij een olie- en pelmolen bouwen. Bij de bezegeling van stukken maakte hij gebruik van een zegel, met daarin een met helm gedekt schild en erop een anker. Op de molen is dit familiewapen terug te vinden in de windwijzer op de kap.

Gunstige molenbiotoop

Buiten Rijssen vond Jan ter Horst een geschikte plek om een molen te bouwen. Een verhoogde plek, een terp of een wierde naast de rivier de Regge, vrij in het landschap: een gunstige molenbiotoop. Én gelegen aan het karrenpad Leyerweerdsdijk én bij ’t Veer van Rijssen.

Molenromp

De romp is waarschijnlijk gekocht in de Beemster. Om de Beemsterpolder droog te malen had Leeghwater, verantwoordelijk voor de bouw en plaatsing van de molens, extra capaciteit nodig, zo’n 43 in totaal. Na het droogleggen zijn een aantal molens verplaatst en verkocht, één ervan aan Jan ter Horst.

De molen was met pen en gat in elkaar gezet en daardoor was het eenvoudig om de molenromp uit elkaar te halen en de onderdelen te vervoeren. Per schip werd de romp naar Rijssen vervoerd. Op de balken van de molen zijn nog steeds de merktekens zichtbaar. Dat verklaart ook de Hollandse stutvang in de molenkap.

Onderbouw

De molen kreeg een nieuwe functie: industriemolen. Die functie vereiste een zwaar onderstel met bijgebouwen. De eikenhouten balken van de onderbouw zijn waarschijnlijk afkomstig van een gesloopte kerk of klooster uit Westfalen. De manier van bouwen en de afwerking met eiken schaliën zien we vaker in de Saksische bouwstijl. De molens in de Beemster waren met riet afgedekt. Door de onderbouw met stelling kwam de molen hoger in het landschap te staan, des te gunstiger voor windvang. Het eikenhout van de vloeren en de schaliën zijn afkomstig van eiken uit het nabijgelegen Wierden.

Dit is de oudste afbeelding van de Pelmolen op hout geschilderd. Op de schildering is te zien dat er oorspronkelijk een woning, in boerderijstijl, aan de voorkant van de molen heeft gestaan.

De rivier de Regge en links boven de bomenrij de masten van boten/zompen.

Een brief van het ministerie van Binnenlandse zaken uit 1835, doorgestuurd door burgemeester Jalink van Wierden aan inwoners van Enter en Rijssen, onder andere Jan ter Horst.

Het ontwerp ter verbetering van de bevaarbaarheid Regge laat nog even op zich wachten.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1975

Dankzij een herdenkingssteen weten we dat het huidige stenen molenaarshuis van 16 augustus 1893 is. De bouwstijl is klassieker dan de oorspronkelijke boerderijstijl.

Uit de bloeitijd van de Pelmolen, de negentiende eeuw, zijn er weinig wetenswaardigheden bekend. We weten wel dat de Pelmolen een van de belangrijkste drie industriemolens van Twente was.

De grondstoffen en producten werden met paard en wagen of via de Regge met platbodems, de Enterse zompen, af- en aangevoerd door heel Nederland.

Tot 1872 was de Pelmolen alleen bereikbaar via de Regge of via de onverharde weg de Leyerweerdsdijk.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1998

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1990

In 1872 vraagt G. ter Horst aan Gedeputeerde Staten toestemming voor een aansluiting op de klinkerweg van Holten naar Wierden. Bij besluit van de Commissaris des Konings in de provincie Overijsel d.d. 27 november 1872 krijgt hij toestemming: “tot het maken van een afweg aan de zuidzijde van den grooten weg van Holten naar Wierden, tusschen de mijlpalen 8 en 9 op 588 meters uit mijlpaal 8”. Dit weggetje is in de zestiger jaren weer gesloten, bij de aanleg van de school de LTS.

Geschiedenis van de Pelmolen

Kaart 1872

In deze brief uit 1881 lezen we dat Jan ter Horst zelf koolzaadgewas laat verbouwen in Groningen, om later te verwerken in de Pelmolen.

Een briefwisseling uit 1894 over het laden van koolzaad en gerst. Arbeidsproblemen zijn van alle tijden.

Een verzekeringspolis van de molen, pakhuizen en woonhuis ter waarde van ƒ 11.200. Helaas is de datum eraf gescheurd.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1968

In de zomer van 1904 werd de Pelmolen getroffen door de bliksem. De houten as is vervangen door een gietijzeren as. Op de huidige as staat: fabr. De prins van Oranje te ’s Hage, 1869 nummer 636. De as is waarschijnlijk afkomstig van een andere molen.

Vanaf 1900 was de Pelmolen minder intensief in gebruik. Er was minder vraag naar producten die de molen vervaardigde. Tegelijkertijd wonnen de stoommachines terrein. Daarnaast was er veel tumult rond de waterhuishouding in de regio waar de molen staat. Dit leidde tot maatregelen die ten koste van de scheepvaart gaan.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1910

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1925

Uiteindelijk werd in 1913 de Pelmolen noodgedwongen buiten gebruik gesteld.


De wens van Rijssenaren, vastgelegd in een gedichtje – “God zegen Jan ter Horst, dat hij ons lang de olie dorst” ging niet langer in vervulling.

Op 20 juni 1936 deed de heer F.van Rijckevorsel een dringend beroep op de heer Sanders van de ‘Hollandse Molen’ om zijn invloed aan te wenden om de helft van de liggers en de schoren en een veertigtal planken op de stelling van de Pelmolen te vernieuwen, en om het de kap op enkele plaatsen dicht te maken.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1930

Helaas werd er, mede door de oorlogsdreiging, niets gedaan. Burgemeester Wijnand Zeeuw schrijft op 20 januari 1942 aan de ‘Hollandsche Molen’ dat de molen binnen afzienbare tijd zal instorten.

Op 21 december 1956 stelde de Provincale Staten de Regeling in zake het verlenen van bijdragen in de kosten van restauratie van molens vast. Helaas komt het niet tot de restauratie van de Pelmolen, omdat er geen geld voor was.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1968

Op 10 maart 1964 werd Hein ter Horst eigenaar van de Pelmolen, in plaats van de Erven ter Horst. Hein wil de molen graag in stand houden en zet zich in voor de restauratie.

Op de foto is de afgebroken binnenroe, staande tegen de molen, nog net te zien.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1954

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1939

Op Koninginnedag 1968 was er brand gesticht in de bijmolen van de Pelmolen. Dankzij het snelle optreden van de brandweer is de schade beperkt gebleven.

23 maart 1973 een historische dag.
Ten overstaan van notaris Frederik van Schooten riep Hein ter Horst, geboren op 5 juli 1918 te Rijssen, de Stichting Pelmolen Ter Horst in het leven. De stichting heeft als doel: de Pelmolen en alles wat daartoe behoort voor het nageslacht bewaren. Het stichtingsbestuur bestaat uit vijf leden waaronder twee van de familie Ter Horst.

In november 1972 en april 1973 razen twee stormen over Nederland. Wind en storm hebben steeds meer vrij spel op de molen.

Geschiedenis van de Pelmolen

Foto 1960

In mei 1973 deelde burgemeester G.J. Smit mee dat de restauratie gaat plaatsvinden in het kader van aanvullende werkgelegenheid. Op 16 maart 1974 was de officiële overdracht van Hein ter Horst aan Stichting Pelmolen Ter Horst. De molenaarswoning werd buiten de overdracht gehouden en werd privé gerestaureerd.

Het molenaarshuis

In voorjaar 1976 verhuist Hein ter Horst met familie naar het molenaarshuis, dat hij privé had laten restaureren.
Een kroon op zijn werk.

Opening 16 oktober 1975

16 oktober 1975 - 15.00
mr. Niers, commissaris van de koningin in de provincie Overijssel, spreekt tijdens de officiële opening.

In het midden, achter het touw mr. Niers, rechts ervan Hein ter Horst

Windrecht
Met de in gebruiksstelling van de Pelmolen is de molenbiotoop weer vastgesteld. In deze biotoop is vastgelegd de maximale hoogte van bebouwing in de omgeving. Bij de molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede windvang van cruciaal belang. Daarnaast staat met name de zichtbaarheid van de molen centraal. Deze is historisch zo gegroeid en maakt dat een molen vaak zo sfeerbepalend is.

Enterse zomp

De zomp is een oud scheepstype, dat vooral werd gebruikt ten oosten van de IJssel. Op de rivieren en beken, Overijsselse Vecht, Regge, Schipbeek en Berkel werden deze zompen gebruikt tussen 1670 en 1925. De zomp als type een pram, heeft breed uitwaaierende zijden en daardoor een zeer diepe zeeg Daarop werden verticale afneembare zijboorden geplaatst (opboeisels). Hierdoor ontstond een groot laadruim bij geringe diepgang. Een gemiddelde zomp had een laadvermogen van 8 ton was ongeveer 12 meter lang en ongeveer 2,5 meter breed. De platbodem met een diepgang van 40 centimeter was bij uitstek geschikt voor de smalle, bochtige en ondiepe riviertjes in Oost-Nederland. Hij had een grootzeil http://nl.wikipedia.org/wiki/Grootzeil en een fok. Wanneer er niet kon worden gezeild werd de schuit geboomd. Als de oever het toeliet kon de boot ook worden gejaagd. Het formaat liet toe dat één man een beladen scheepje aan de lijn tegen de stroom op kon trekken. Het scheepje had een klein vooronder waar de schipper en zijn knecht konden koken en slapen. Een verblijf in een herberg had echter de voorkeur.

De huidige Enterse zomp werd op 26 april 1986 tewater gelaten, nadat hiervoor in 1984 De Regionale Stichting Enterse Zomp was opgericht. Als ligplaats werd de Pelmolen te Rijssen gekozen, waar een speciale haven werd gerealiseerd. De zomp werd gedoopt als "Regt door Zee", genoemd naar de zomp die als laatste schip van dat type platbodem gevaren had, en eigendom was van schipper Jans ten Berge uit het nabijgelegen Enter.