De zomp is een oud scheepstype, dat vooral werd gebruikt ten
oosten van de IJssel. Op de rivieren en beken, Overijsselse
Vecht, Regge, Schipbeek en Berkel werden deze zompen
gebruikt tussen 1670 en 1925. De zomp als type een pram,
heeft breed uitwaaierende zijden en daardoor een zeer
diepe zeeg Daarop werden verticale afneembare zijboorden
geplaatst (opboeisels). Hierdoor ontstond een groot laadruim bij
geringe diepgang. Een gemiddelde zomp had een laadvermogen
van 8 ton was ongeveer 12 meter lang en ongeveer 2,5 meter
breed. De platbodem met een diepgang van 40 centimeter was
bij uitstek geschikt voor de smalle, bochtige en ondiepe riviertjes
in Oost-Nederland. Hij had
een grootzeil http://nl.wikipedia.org/wiki/Grootzeil en een
fok. Wanneer er niet kon worden gezeild werd de
schuit geboomd. Als de oever het toeliet kon de boot ook
worden gejaagd. Het formaat liet toe dat één man een beladen
scheepje aan de lijn tegen de stroom op kon trekken. Het
scheepje had een klein vooronder waar de schipper en zijn
knecht konden koken en slapen. Een verblijf in een herberg had echter de voorkeur.